Rating: 0 sterren
0 stemmen

Hoofdstuk 21    De nieuwe wet van de burgemeester ©

Door Ans van Grinsven

Op een morgen komt  burgemeester om negen uur in het stadhuis. Hij doet zijn jas uit en gaat naar zijn  burgemeesters- kamer. Hij is heel gelukkig dat hij burgemeester mag zijn van zo'n fijn stadje als Lindewiek. Alle mensen moeten het naar hun zin hebben, vind hij altijd. Hij houd echt van hen, maar in het bijzonder van alle kinderen. En echt waar, hij kent  ieder kind bij naam. Maar ook hun ouders kent hij. Ieder van hen had wel eens te burgemeester te spreken gevraagd. En echt waar, hij neemt voor iedereen de tijd. Wie heeft er nu in het land zo'n burgemeester? Niemand toch? Maar wij, in Lindewiek wel en wij zijn trots op hem. De burgemeester staat even na te denken voor hij gaat zitten en staart uit het raam. Opeens valt hem op dat er een briefje op het raam zit. Aan de buitenkant. Verbaast keek hij er naar. "Hoe kan dat?", vraagt  hij zich af. Hij gaat er naar toe en dit leest hij:

                                    Lieve burgemeester van Lindewiek
                                    Wij eenden zijn een beetje ziek
                                    Want wij hebben niet te eten
                                    Heel Lindewiek  is ons vergeten.
                                    Afzender: Eendje Jenneke

Jenneke was in de nacht naar het raam gevlogen van de Burge- meester en heeft het briefje er op geplakt. De burgemeester schrikt. We zijn de eenden vergeten. Lieve help. Waarom heeft niemand daar aan gedacht? Er moet een stuk in de krant ko-  men. En wel meteen. Hij pakt de telefoon en laat met spoed  meneer Pen van de krant komen. Tien minuutjes later zit meneer Pen met zijn bloknootje in de belangrijkste kamer van het stadhuis. De burgemeester laat hem het briefje lezen. Ook hij schrikt. IJverig gaat meneer Pen aan de slag en schrijft een prachtig stuk over zielige eenden. Die zullen dood gaan als ze niet meteen gered worden. "Maar wacht eens even," zegt hij, "wat eten ze eigenlijk?"
"Geen idee," zegt de burgermeester. "In de zomer eten ze wat er in de vijver zit. Ik denk dat er in de winter ook veel eten in het water zit."
"Nou ik denk het niet, anders heeft deze eend dit briefje niet gebracht. Weet je wat? Ik ga eerst naar de vijver en ga het vragen." Zo gaat de meneer van de krant naar de vijver op zoek naar Jenneke. En Jenneke is al gauw gevonden want ze zit aan de rand van de vijver met haar schriftje waar ze haar gedichtjes in schrijft.  Dat kan niet missen. Alle eenden komen aan zwem- men. Het word een belangrijk gesprek. En zo komt meneer Pen te weten dat er wel eten is in de vijver, maar niet zo veel meer omdat het bijna winter is. Vroeger brachten de mensen brood dat over is. Maar sinds dat allemaal voor de Kruimelwinkel is, hebben de vogels en de eenden niets meer gekregen. Verleden winter was het al zo verschrikkelijk geweest.
En zo gaat de krantenmeneer terug naar het stadhuis om te vertellen hoe het allemaal zit.
"Tja," zegt burgemeester Lindegroen, "ik moet heel goed nadenken. Er moet meteen een nieuwe wet komen. Alle mensen moeten een sneetje van ieder brood apart leggen en dat moet voor de eenden zijn. Dat schrijft hij meteen in het grote boek waar alle wetten van Lindewiek in staan. Meneer Pen schrijft ook maar dat is voor de krant. En daar komt in te staan de wet die de burgemeester heeft gemaakt.
De volgende morgen zit de krant bij iedereen in de bus. En al gauw lezen de mensen over de eenden in de vijver die ze zomaar zijn vergeten.  En dat ze bijna allemaal dood in de vijver liggen omdat er geen eten is.  Dat was natuurlijk niet waar. Maar de krantenmeneer had gevonden dat je de boel een beetje erger moest maken. En eronder stond de nieuwe wet van de burgemeester. En Meneer Pen had onder de wet geschreven: "Misschien is de laatste eend nog te redden."
O wat zijn de mensen geschrokken  over wat er in de krant staat. Het word het gesprek van de dag.  Als de school uit is, gaan de kinderen verschrikt naar de vijver. Maar er zijn geen halfdode eenden of dode. Ze zwemmen nog  rond. Al zagen ze er broodmager uit. Allemaal zijn ze opgelucht>
Maar daar komt ook Fleurtje aan. Ze heeft wat sneetjes brood bij zich. Veel is het niet. De eenden verdringen zich om haar en willen het wel uit haar handen pikken. Dan komen er nog meer mensen en kinderen allemaal met een sneetje brood. De eenden eten hun buikjes kogelrond. En toen was er veel te veel brood. Maar beter te veel dan te weinig vinden jullie niet?