Rating: 0 sterren
0 stemmen

Hoofdstuk 2        Goudje de Goudvis

 

Blaffie had alles aangehoord wat de goudvis hem verteld had. Stel je voor zeg dat ze Goudje in de braadpan zouden stoppen en de familie hem met zijn vieren zouden opsmullen tegelijk met de aardappelen en de groenten. Dat mocht nooit gebeuren. Nóóit! Hij moest een plan uitdenken om deze ellende tegen te houden.
“Ik zal een briefje ophangen, zodat ze nooit vergeten karbonaadjes te kopen,” zei hij. Hij ging meteen in de kasten rommelen op zoek naar een velletje papier en vond een bloknootje in de la bij van aanrecht. Nu nog een potloodje. Al gauw vond hij er een in de rode kast.
“Met grote letters schreef hij: VLEES! NIET VERGETEN TE KOPEN. Hij hing het op de koelkast onder een magneetje. Maar opeens bedacht hij met schrik: “stel je voor dat ze helemaal niet op het briefje keken. Er moeten overal briefjes opgehangen worden,” vond hij. Dus begon hij een heleboel briefjes te schrijven. Maar toen hij er een paar geschreven had vond hij het wel erg saai allemaal dezelfde verhaaltjes. Hij besloot er allemaal literaire meesterwerkjes van te maken.
Zo schreef hij de meest wonderlijke briefjes. HALLO HALLO,
VERGETEN JULLIE HET NIET ZO,
DE STUKJES VLEES BIJ SLAGER KO.
“Wie is slager Ko?” vroeg Goudje
“Weet ik veel,” zei Blaffie, “het moet gewoon rijmen.”
“Maar ze kopen nooit bij de slager, maar bij de supermarkt,” wierp Goudje tegen.
“Geeft niet,” meende Blaffie, ‘als er maar vlees bij staat.”
Goudje kon de gedachtegang van de knuffelhond niet volgen,
maar Blaffie schreef ijverig verder.  
VLEES MOET JE WETEN,
MAG JE NOOIT VERGETEN!
Dat is een prachtige zin, vond de goudvis. “Je schrijft mooie Poëzie,”
“Stil nou,” gebood Blaffie, ik ben in diepe gedachten. Het moeten goede briefjes worden. “Daar kwam de volgende pennenvrucht aan:
VLEES VAN DE KOE MOET JE ETEN,
MAAR IK WEET NIET HOE.
Das een hele mooie vond hij zelf.
Goudje snapte er niets van. Eten stop je toch gewoon in je mond. Maar hij durfde niets te zeggen.
Op het volgende briefje stond:
IK ZAL HET MAAR VERRADEN,
MAAR VLEES MOET JE BRADEN.
Toen waren zijn meesterwerken helemaal niet meer te stoppen. Een wirwar van gedachten kwam in hem op. EEN ECHTE KOE WIL GRAAG GEGETEN WORDEN.
(Goudje betwijfelde dat eerlijk gezegd.)
IK KOE WACHT  OP U IN DE WINKEL! Op het volgende briefje stond:
IK BIEFSTUKJE WACHT MET VERLANGEN OM GEKOCHT TE WORDEN.
Toen kwam het varkensvlees aan de beurt:
IK SPEKLAPJE BEN LEKKERDER DAN EEN STUKJE KOE. A.U.B. VERGEET MIJ NIET.  
WAT IS LEKKERDER DAN EEN ZAK MET ZOETE SPEKKIES? HET SPEKKIE VAN EEN VARKEN.
WIE EEN STUKJE VARKEN EET, LUST NOOIT GEEN GEBAKJES MEER.  Zo volgden er nog een stel  briefjes. Stuk voor stuk fraaie meesterwerkjes die het verdienden om paginagroot  als advertenties in de kranten te verschijnen. ”Misschien komt het ooit zo ver,” dacht Blaffie tevreden. Voorlopig zat hij tussen tientallen kattenbelletjes die opgehangen moesten worden. Nu het plakband nog. Maar waar was dat?
“In de rechterkeukenla, “ wist Goudje.
Het rolletje werd eruit gevist. Nu kwam het belangrijkste werk: het ophangen. Hij hing ze overal op: Op de koelkast, op de toiletbril aan de voordeurbel op de trap, op de tv, op alle kasten op de bank. Aan iedere tafelpoot. Hij hing er op iedere plant een, ja zelf in de tuin werd er aan iedere bloem eentje gehangen. Het werd werkelijk een hele versiering. Goudje was er stil van.